Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AQ6656

Datum uitspraak2004-08-11
Datum gepubliceerd2004-08-13
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersRolnummer 0400059
Statusgepubliceerd


Indicatie

Termijn voor instellen vordering overschreden.


Uitspraak

Arrest d.d. 11 augustus 2004 Rolnummer 0400059 HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van: [appellante], wonende te [woonplaats], appellante, in eerste aanleg: eiseres, hierna te noemen: [appellante], toevoeging, procureur: mr J.E.I. Bazuin, tegen [geïntimeerde], wonende te [woonplaats], geïntimeerde, in eerste aanleg: gedaagde, hierna te noemen: [geïntimeerde], procureur: mr G. Machiels. Het geding in eerste instantie In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis uitgesproken op 26 september 2003 door de sector kanton van de rechtbank te Leeuwarden, locatie Leeuwarden, verder aan te duiden als de kantonrechter. Het geding in hoger beroep Bij exploot van 24 december 2003, hersteld bij exploot van 13 januari 2004, is door [appellante] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 28 januari 2004. De grieven staan in de dagvaarding in hoger beroep. De conclusie van deze dagvaarding luidt: "het door de Rechtbank Leeuwarden, sector kanton, onder zaak-/rolnummer 126521 CV EXPL 03-1766 tussen partijen gewezen vonnis d.d. 26 september 2003 te vernietigen en opnieuw rechtdoende geïntimeerde alsnog te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan appellante te betalen een bedrag van Euro 3.291,07 vermeerderd met de wettelijke verhoging ad Euro 1.415,80 alsmede de wettelijke rente vanaf 1 maart 2002 tot op de dag der algehele voldoening, met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide instanties, waaronder 2 punten naar het te liquideren tarief terzake van buitengerechtelijke incassokosten, een en ander uitvoerbaar bij voorraad." Bij memorie van antwoord is door [geïntimeerde] verweer gevoerd met als conclusie: "bij arrest voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad het vonnis waarvan beroep te bevestigen en [appellante] te veroordelen in de kosten van beide instanties." Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest. De grieven [appellante] heeft de volgende twee grieven opgeworpen: Grief 1: Ten onrechte heeft de rechtbank in rov.5 overwogen dat [appellante] met het instellen van haar vordering bij dagvaarding van 17 april 2003 te laat was met het instellen van haar vordering en dat de hoofdelijke aansprakelijkheid van [geïntimeerde] voor zijn verplichtingen uit hoofde van de arbeidsovereenkomst per 1 maart 2003 is komen te vervallen. Grief 2: Ten onrechte heeft de rechtbank de vordering van [appellante] niet ontvankelijk verklaard. De beoordeling 1. Tegen de weergave van de vaststaande feiten onder overweging 2 van het beroepen vonnis is geen grief ontwikkeld, zodat ook het hof van die feiten uit zal gaan. 2. De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling. 3. Met de kantonrechter is het hof van oordeel dat de termijn van een jaar in de laatste zin van artikel 7:663 BW een vervaltermijn is, welke van dwingend recht is en derhalve ambtshalve door de rechter moet worden toegepast. Behoudens uitdrukkelijk in de wet geregelde uitzonderingen (zie bijvoorbeeld artikel 341 Rv) kunnen vervaltermijnen niet worden gestuit. Nu een zodanige wettelijk geregelde uitzondering zich hier niet voordoet, heeft de brief van 9 januari 2003, waarbij de toenmalige raadsman van [appellante] [geïntimeerde] in gebreke stelde en tot betaling sommeerde, in zoverre geen effect gesorteerd, zodat [appellante] haar rechtsvordering tegen [geïntimeerde] tot 1 maart 2003 had kunnen instellen. Nu dat eerst op 17 april 2003 is geschied, kan [appellante] in haar vordering niet meer worden ontvangen. 4. De grieven zijn vergeefs voorgesteld. Slotsom 5. Het beroepen vonnis dient te worden bekrachtigd, met veroordeling van [appellante] in de kosten van de procedure in hoger beroep (1 punt tarief I). Beslissing Het gerechtshof: bekrachtigt het vonnis d.d. 26 september 2003, waarvan beroep; veroordeelt [appellante] in de kosten van deze procedure in hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] tot op heden begroot op Euro 205,-- aan verschotten en op Euro 545,-- aan salaris voor de procureur; verklaart dit arrest voor wat de kostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad. Aldus gewezen door mrs. Mollema, voorzitter, Zuidema en Meijeringh, raden, en uitgesproken door mr Mollema, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van de heer Bilstra als griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 11 augustus 2004.